Maand: maart 2017

Einde gemeenschap van goederen door nieuwe wet

Einde gemeenschap van goederen door nieuwe wet

In Nederland trouwen jaarlijks vele duizenden mensen. In het merendeel van de gevallen wordt er getrouwd in gemeenschap van goederen. Door een nieuwe wet is trouwen in gemeenschap van goederen straks niet meer de standaard, een beperkte gemeenschap van goederen wel. Een wet hierover is vandaag door de eerste kamer aangenomen.

Beperkte gemeenschap van goederen door nieuwe wet

Hoe is het nu geregeld?

Op dit moment is gemeenschap van goederen het uitgangspunt. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden -ook als deze zijn ontstaan voorafgaand aan het huwelijk-  gemeenschappelijk worden door het huwelijk. Alleen door het opstellen van huwelijkse voorwaarden kan dit voorkomen worden.

Wat verandert er met de nieuwe wet?

In de nieuwe wet is het uitgangspunt dat er door het huwelijk een beperkte gemeenschap van goederen ontstaat als je niets laat vastleggen. Bezittingen, erfenissen, giften en schulden die voor het huwelijk zijn verkregen, blijven privé. Vermogen dat tijdens het huwelijk wordt opgebouwd, is gemeenschappelijk. Echtparen kunnen hiervan afwijken door het opstellen van huwelijkse voorwaarden. In deze voorwaarden kun je dus alsnog laten vastleggen dat er een volledige gemeenschap van goederen is.

Meer weten over de beperkte gemeenschap van goederen?

Voor meer informatie over huwelijkse voorwaarden of verdeling van vermogen na scheiding, bel met 0229-295477 of mail: info@vzbadvocaten.nl

advocaat scheiding in de regio Hoorn, Zwaag, Enkhuizen, Bovenkarspel, Scharwoude, Volendam, Edam, Waterland, Heerhugowaard.

Facebooktwittermail

Het recht van een vader op omgangsregeling met zijn kind

Veel vaders geven aan dat zij bij een omgangsregeling met hun kind minder sterk zouden staan dan de moeder. Zij voelen zich hierdoor soms achtergesteld, waardoor emoties als frustraties, angst en woede de kop op kunnen steken. Maar is dit wel een terechte aanname?

Rechten van vader bij een omgangsregeling 

Juridisch gezien hebben zowel de biologische vader als de juridische vader (na erkenning) recht op omgang met het kind. Ook als je als biologische vader het kind niet hebt erkend heb je recht op omgang. Dit is wettelijk vastgelegd.

De omgang van de ouders met het kind wordt doorgaans vastgelegd in een ouderschapsplan. Dit is maatwerk, omdat iedere situatie, ieder gezin anders is.

Als het niet lukt om in onderling overleg tot een omgangsregeling te komen, dan kun je hiertoe een verzoek bij de rechter indienen. De rechter kijkt naar de belangen van het kind, maar houdt ook rekening met de belangen van de ouders.

Uitgangspunt van rechters is gelijkwaardig ouderschap. Ieder kind heeft recht om zowel een band met zijn vader als met zijn moeder op te bouwen. Het kind moet onbezwaard en zonder loyaliteitsconflict bij beide ouders kunnen zijn. Omgang tussen een vader en zijn kind wordt niet vaak onthouden.

omgangsregeling advocaat Hoorn

Alleen de rechter kan recht op omgang ontzeggen

Recht op omgang met je kind is dus een wettelijk recht. De wet geeft aan dat alleen in uitzonderlijke gevallen dit recht op van omgang kan komen te vervallen.

De rechter moet bij het inperken van dat recht, aangeven welke concrete feiten en omstandigheden zó zwaar wegen dat hij tot deze beslissing komt.

Hierbij kun je denken aan omstandigheden waarin:

  • de ontwikkeling van het kind zal worden benadeeld door de omgang;
  • de ouder kennelijk niet geschikt of in staat tot omgang;

Wat als een omgangsregeling door de moeder niet wordt nagekomen?

Als een van de ouders een omgangsregeling niet nakomt dan kun je via de rechter nakoming afdwingen. Hiertoe kan een kort geding procedure opgestart worden bij de rechtbank. Zo nodig kan de rechter een dwangsom opleggen. Deze dwangsom kun je dan in rekening brengen bij de ouder die weigert aan de omgangsregeling te voldoen.

Meer informatie over omgang? Bel met 0229-295477 of mail naar info@vzbadvocaten.nl

Advocaat omgang Hoorn, Zwaag, Avehorn, De Goorn, Alkmaar, Heerhugowaard, Volendam, Zaanstand, Purmerend, Enkhuizen, Bovenkarspel, Wieringerwerf.

Facebooktwittermail

Partneralimentatie en kindgebonden budget

Partneralimentatie en kindgebonden budget: hof stelt nieuwe prejudiciële vraag

Casus:

M en V zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de door M aan V te betalen partneralimentatie. M verzoekt het hof te bepalen dat hij geen partneralimentatie is verschuldigd. Het hof beoordeelt hoe het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop in deze beoordeling moeten worden betrokken.

partneralimentatie Hoorn

Hoge Raad in een eerder arrest

De Hoge Raad oordeelde op 9 oktober 2015 (JUR ECLI:NL:HR:2015:3011) dat bij de vaststelling van kinderalimentatie het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop moeten daarom worden beschouwd als inkomensondersteuning van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.

Gevolgen voor de berekening van partneralimentatie

De gevolgen hiervan voor de vaststelling van partneralimentatie is vervolgens verschillend beoordeeld in de rechtspraak.

De ene stroming houdt in dat het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop moeten worden beschouwd als (eigen) inkomen van degene die de bijdrage ontvangt, zodat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop van invloed zijn op de hoogte van de (aanvullende) behoefte van de onderhoudsgerechtigde in die zin dat zij de (aanvullende) behoefte en daarmee de vast te stellen partneralimentatie verminderen.

De andere stroming houdt in dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop van aanvullende aard zijn, vergelijkbaar met huur- en zorgtoeslag, die buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de bepaling van de behoefte van degene die deze bijdrage ontvangt.

Ook in de literatuur zijn verschillende standpunten te vinden. Aan de ene kant wordt verdedigd dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop bij de vaststelling van de (aanvullende) behoefte in aanmerking moeten worden genomen omdat sprake is van inkomensondersteuning voor de verzorgende ouder. Aan de andere kant wordt bepleit dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop daarbij buiten aanmerking moeten blijven, omdat de onderhoudsverplichting van de ene gewezen echtgenoot jegens de andere prevaleert boven de door de staat aan de laatste geboden inkomensondersteuning indien deze niet (volledig) in zijn levensonderhoud kan voorzien.

Nieuwe vraag aan de Hoge Raad

Gelet op de verschillende opvattingen en het grote verschil in uitkomst in dit geval, ziet het hof aanleiding voor het ambtshalve stellen van de volgende prejudiciële vraag: ‘Moet in het kader van de vaststelling van de op de voet van artikel 1:157 BW door de ene aan de andere (gewezen) echtgenoot verschuldigde uitkering tot levensonderhoud rekening worden gehouden met het door de onderhoudsgerechtigde echtgenoot ontvangen kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit te beschouwen als inkomen van laatstgenoemde echtgenoot, met als gevolg dat het kindgebonden budget in mindering strekt op diens behoefte aan een uitkering tot levensonderhoud, dan wel is bij het kindgebonden budget sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage bij het vaststellen van die behoefte buiten beschouwing moet worden gelaten en enkel bij de berekening van de draagkracht van de onderhoudsgerechtigde (in het kader van de jusvergelijking) in aanmerking moet worden genomen?

Bij wijze van voorlopige beslissing volgt het hof het standpunt in verschillende reeds gegeven arresten. Het hof telt het door V ontvangen kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop op bij het eigen inkomen van V. Daarop wordt in mindering gebracht het vastgestelde aandeel in de kosten van de kinderen dat voor rekening komt van V.

Gerechtshof Den Haag 22 februari 2017, CLI:NL:GHDHA:2017:412

advocaat alimentatie Hoorn, Volendam, Alkmaar, Enkhuizen, Den Helder

 

Facebooktwittermail